Dringende reden als smeerolie bij toetsing aan evenredigheidsbeginsel
Het bestuursorgaan kan vanwege een dringende reden afzien van terugvordering. Zie bijvoorbeeld artikel 58 lid 8 van de Participatiewet. Het gaat hierbij om een discretionaire bevoegdheid.
Eerdere jaren slaagde nooit een beroep op grond van dringende reden om af te zien van terugvordering, hierin is nu ook weinig verandering te merken binnen de rechtspraak. In de rechtspraak is een toetsingskader ontstaan voor de toepassing van het begrip dringende reden. Een dringende reden kan alleen gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van gevolgen die een terugvordering voor een belanghebbende heeft. Daarbij gaat het specifiek om sociale of financiële gevolgen. In de rechtspraak wordt een beroep hierop afgewezen met de beredenering dat de gevolgen zich pas voordoen bij de invordering. Vervolgens heeft belanghebbende bij de invordering de rechtsbescherming van de beslagvrije voet. Van onaanvaardbare financiële gevolgen kan dan geen sprake zijn en dus wordt het beroep hierop ongegrond verklaard.
De Advocaat Generaal (AG) adviseert in de conclusie van raadsheer advocaat-generaal De Bock de CRvB, de dringende reden te toetsen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Specifiek wordt benoemt dat een dringende reden vanwege onaanvaardbare financiële gevolgen óók mogelijk moet zijn. De toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur leidt tot een ruimere invulling van de dringende reden, waarin het evenredigheidsbeginsel weer een belangrijke rol speelt. Wel wordt de toepassing van de dringende reden nog steeds begrensd door het wettelijk kader. Het algemene principe is en blijft dat terug-vordering in principe plaatsvindt. Het moet dus nog steeds gaan om een uitzonderingsgeval.
In de opinie ‘Toetsing van beleidsregels aan het evenredigheidsbeginsel’ is met Lance op den Camp ingegaan op dit advies .
Uit onderzoek is gebleken dat de bijstandsnorm voor de meeste huishoudtypen ontoereikend is. Het sociaal minimum moet omhoog. Tot die tijd kunnen de meeste huishoudtypen niet in de basisbehoeften voorzien. Ontstaat er een terugvordering? Dan houdt een huishouden nóg minder geld over om in de basisbehoeften te voorzien. De beslagvrije voet is namelijk 5% lager dan de bijstandsnorm. De wetgever is hiervan op de hoogte en nu aan zet om met een structurele oplossing te komen voor meer bestaanszekerheid.
Met een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zou echter kunnen worden gekeken, of er onaanvaardbare financiële gevolgen zijn. Het gaat om financieel onaanvaardbare gevolgen. Bijvoorbeeld onevenredige gevolgen voor een lopend schuldsaneringstraject door het ontstaan van een nieuwe hoge schuld. Dan biedt een toetsing van de dringende reden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voldoende ruimte om in het individuele geval maatwerk te leveren en eventueel af te zien van terugvordering.
AG de Bock benoemt in de conclusie specifiek dat een dringende reden vanwege onaanvaardbare financiële gevolgen óók mogelijk moet zijn. Sterker nog, ze geeft aan dat “de aanwezigheid van een dringende reden moet worden aangenomen als betrokkene door een terugvordering onder het bestaansminimum zakt”. Daarmee vindt een verruiming plaats van het begrip dringende reden en wordt de vaste rechtspraak verlaten dat financiële gevolgen zich pas voordoen bij de invordering met rechtsbescherming via de beslagvrije voet.
Een verruiming van het begrip dringende reden brengt ons ondertussen een stap dichter bij een Participatiewet in balans. Het wachten is op de uitspraak van de CRvB. De conclusie van AG De Bock heeft namelijk geen bindende werking voor de CRvB en is op dit moment nog “slechts” een advies.
Bron: Opinie Wolters Kluwer 20 december 2023 – mr. Lea Sarkol-Roelofs